“
WITSE noG,
KoEMPEL?
”
Tekst: Roland Willems
Ergens in 1971 zat ik in de combinatieklas
5/6 van meester Van de Wall op de
Tarcisiusschool aan de Lambertisstraat
op de Holz in Kerkrade. Op een middag
werden we gesommeerd onze jas aan te
trekken en naar de Holzstraat te lopen.
Met onze blik richting de mijn, waren we
getuige van het opblazen van de grote
schacht. Niet realiserend dat ik getuige was
van een diepere historische betekenis, is
het beeld van het omvallen van die zware
kolos op mijn netvlies blijven hangen. Zelfs
zo dat ik nu, ruim veertig jaar later, nog
steeds het beeld voor me zie. Telkens als ik
over de Holzstraat rijd en tussen de huizen
doorkijk, probeer ik een glimp op te vangen
van de schacht. Hij is er niet meer.
Noem het maar een soort stoornis, een
dwangneurose. Het beeld is weg, maar ook
het geluid is weg. Het geluid dat dagelijks
om klokslag twaalf uur klonk; de sirene die
aangaf dat het wisseling van de wacht was.
Een deel van de koempels ging huiswaarts
en een ander deel ging ondergronds aan
het werk. De duistere diepte in. Voor mij
betekende de sirene dat over een kwartier
de school uit was en ik naar huis kon om
lekker een boterhammetje te eten.
Naast ons, aan de linkerkant, woonde
‘ome Ger’. Hij was de tweede man van de
buurvrouw en opzichter, een bovengronder,
op de Domaniale Mijn, ‘de Hollendsje Koel’.
Een strenge man die altijd aangaf alles
beter te weten dan andere mensen in de
straat.
Aan de andere kant woonde buurman
Engbers, een rustige, maar imposant
grote man. Hij was een koempel van het
zuiverste soort, een ondergronder; ook in
dienst van de Domaniaal. Hij was niet zo
welbespraakt, maar zijn ogen straalden
als hij kon vertellen over zijn ‘Koel’. Nog
jaren nadien had hij in de kelder een apart
hoekje ingericht met zijn mijnmemorabilia:
zijn helm, zijn lamp, zijn handdoek, zijn
kledinghaak… Aan de waslijn, achterin de
tuin hingen wekelijks de blauwwit geruite
handdoeken die na het ‘poekelen’ (wassen
van elkaars ruggen na ondergronds werk)
als ware zegevlaggen gebroederlijk aan
een touwtje hingen te drogen.
De buurmannen waren twee kerels van
het uiterste soort; maar het waren wel
echte koempels en als het erop aankwam:
kon je altijd op ze rekenen. Zij waren uit
het juiste hout gesneden en brachten
de tegenwoordig veel gebruikte term
‘koempelmentaliteit’ vanuit zichzelf naar
boven. Of zij zich ooit met deze term
vereenzelvigd hebben? Ik zal het nooit
weten, want beiden zijn reeds lang van
deze wereld verscheden. De een aan
silicose (stoflongen) en de ander aan altijd
uit zijn mondhoek bengelende sigaret. Het
leven van de koelpiet was stressvol.
Jaren geleden heeft mijn alterego ’t Lempsje
in een van zijn columns eens proberen
uit te leggen wat koempelmentaliteit
inhoudt. In geen enkel woordenboek kom
je het tegen. Waarschijnlijk is het een
woord dat enkel een regionale invulling
en betekenis heeft. In mijn beleving is
koempelmentaliteit: ‘onbaatzuchtig elkaar
nabij staan’ en ‘voor elkaar door het
vuur gaan’. Ik denk dat dit de twee meest
toepasselijke omschrijvingen zijn die de
lading dekken. Googlend op Wikipedia is
er wel een hit te vinden: “Het betreft hard
werken en niet beroerd zijn om anderen te
helpen, ondanks de slechte situatie waar
men zelf in zit….Tegenwoordig wordt bij
voetbal ook gebruik van de term gemaakt
als men tot de laatste minuut alles geeft en
voor elke bal vecht.”
In mijn hoedanigheid als bestuurslid van
‘Hart voor Roda’ hield ik een interview met
onze huidige algemeen directeur, Marcel
van den Bunder en ik vroeg hem wat hij
daar onder verstaat. Marcel: “Dat vind ik
een geweldige geuzennaam. Dat vind ik
iets dat precies bij Limburg past. Dat was
iets vanuit vroeger, uit de Mijnstreek en de
mijnen. Een soort geuzennaam en dat is
prima. Bestaat de koempelmentaliteit nog?
Ik denk dat deze geuzennaam stond voor
hard werken en ik denk dat dit vergeleken
kan worden met de Rotterdamse
havenarbeidermentaliteit. Ik denk dat
hard werken in iedere regio gebeurt. Dat
moet ook. Je moet ook niet bang zijn om
– figuurlijk gezien – zwarte handen te
krijgen. Je moet keihard werken en in die
zin past de koempelmentaliteit mij wel.”
Roda JC is meer dan voetbal. Als ik de
spandoeken in ons mooie Parkstad
Limburg Stadion eens langs ga, zie ik
op menig spandoek een verwijzing naar
het mijnverleden. Soms in een tekening,
dan weer in een woord of logo. Roda JC
Kerkrade heeft een duidelijke link naar
het mijnwerkersverleden en daar mogen
we uitermate trots op zijn. Waren het
vroeger de jongens, die na het werken in
de donkere schachten van Bleijerheide,
Spekholzerheide of Terwinselen, tegen een
balletje trapten en waaruit het huidige