Previous Page  16 / 32 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 16 / 32 Next Page
Page Background

WITSE noG,

KoEMPEL?

Tekst: Roland Willems

Ergens in 1971 zat ik in de combinatieklas

5/6 van meester Van de Wall op de

Tarcisiusschool aan de Lambertisstraat

op de Holz in Kerkrade. Op een middag

werden we gesommeerd onze jas aan te

trekken en naar de Holzstraat te lopen.

Met onze blik richting de mijn, waren we

getuige van het opblazen van de grote

schacht. Niet realiserend dat ik getuige was

van een diepere historische betekenis, is

het beeld van het omvallen van die zware

kolos op mijn netvlies blijven hangen. Zelfs

zo dat ik nu, ruim veertig jaar later, nog

steeds het beeld voor me zie. Telkens als ik

over de Holzstraat rijd en tussen de huizen

doorkijk, probeer ik een glimp op te vangen

van de schacht. Hij is er niet meer.

Noem het maar een soort stoornis, een

dwangneurose. Het beeld is weg, maar ook

het geluid is weg. Het geluid dat dagelijks

om klokslag twaalf uur klonk; de sirene die

aangaf dat het wisseling van de wacht was.

Een deel van de koempels ging huiswaarts

en een ander deel ging ondergronds aan

het werk. De duistere diepte in. Voor mij

betekende de sirene dat over een kwartier

de school uit was en ik naar huis kon om

lekker een boterhammetje te eten.

Naast ons, aan de linkerkant, woonde

‘ome Ger’. Hij was de tweede man van de

buurvrouw en opzichter, een bovengronder,

op de Domaniale Mijn, ‘de Hollendsje Koel’.

Een strenge man die altijd aangaf alles

beter te weten dan andere mensen in de

straat.

Aan de andere kant woonde buurman

Engbers, een rustige, maar imposant

grote man. Hij was een koempel van het

zuiverste soort, een ondergronder; ook in

dienst van de Domaniaal. Hij was niet zo

welbespraakt, maar zijn ogen straalden

als hij kon vertellen over zijn ‘Koel’. Nog

jaren nadien had hij in de kelder een apart

hoekje ingericht met zijn mijnmemorabilia:

zijn helm, zijn lamp, zijn handdoek, zijn

kledinghaak… Aan de waslijn, achterin de

tuin hingen wekelijks de blauwwit geruite

handdoeken die na het ‘poekelen’ (wassen

van elkaars ruggen na ondergronds werk)

als ware zegevlaggen gebroederlijk aan

een touwtje hingen te drogen.

De buurmannen waren twee kerels van

het uiterste soort; maar het waren wel

echte koempels en als het erop aankwam:

kon je altijd op ze rekenen. Zij waren uit

het juiste hout gesneden en brachten

de tegenwoordig veel gebruikte term

‘koempelmentaliteit’ vanuit zichzelf naar

boven. Of zij zich ooit met deze term

vereenzelvigd hebben? Ik zal het nooit

weten, want beiden zijn reeds lang van

deze wereld verscheden. De een aan

silicose (stoflongen) en de ander aan altijd

uit zijn mondhoek bengelende sigaret. Het

leven van de koelpiet was stressvol.

Jaren geleden heeft mijn alterego ’t Lempsje

in een van zijn columns eens proberen

uit te leggen wat koempelmentaliteit

inhoudt. In geen enkel woordenboek kom

je het tegen. Waarschijnlijk is het een

woord dat enkel een regionale invulling

en betekenis heeft. In mijn beleving is

koempelmentaliteit: ‘onbaatzuchtig elkaar

nabij staan’ en ‘voor elkaar door het

vuur gaan’. Ik denk dat dit de twee meest

toepasselijke omschrijvingen zijn die de

lading dekken. Googlend op Wikipedia is

er wel een hit te vinden: “Het betreft hard

werken en niet beroerd zijn om anderen te

helpen, ondanks de slechte situatie waar

men zelf in zit….Tegenwoordig wordt bij

voetbal ook gebruik van de term gemaakt

als men tot de laatste minuut alles geeft en

voor elke bal vecht.”

In mijn hoedanigheid als bestuurslid van

‘Hart voor Roda’ hield ik een interview met

onze huidige algemeen directeur, Marcel

van den Bunder en ik vroeg hem wat hij

daar onder verstaat. Marcel: “Dat vind ik

een geweldige geuzennaam. Dat vind ik

iets dat precies bij Limburg past. Dat was

iets vanuit vroeger, uit de Mijnstreek en de

mijnen. Een soort geuzennaam en dat is

prima. Bestaat de koempelmentaliteit nog?

Ik denk dat deze geuzennaam stond voor

hard werken en ik denk dat dit vergeleken

kan worden met de Rotterdamse

havenarbeidermentaliteit. Ik denk dat

hard werken in iedere regio gebeurt. Dat

moet ook. Je moet ook niet bang zijn om

– figuurlijk gezien – zwarte handen te

krijgen. Je moet keihard werken en in die

zin past de koempelmentaliteit mij wel.”

Roda JC is meer dan voetbal. Als ik de

spandoeken in ons mooie Parkstad

Limburg Stadion eens langs ga, zie ik

op menig spandoek een verwijzing naar

het mijnverleden. Soms in een tekening,

dan weer in een woord of logo. Roda JC

Kerkrade heeft een duidelijke link naar

het mijnwerkersverleden en daar mogen

we uitermate trots op zijn. Waren het

vroeger de jongens, die na het werken in

de donkere schachten van Bleijerheide,

Spekholzerheide of Terwinselen, tegen een

balletje trapten en waaruit het huidige